Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hun [11]tong [12]zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; [13]een ieder, die hen ziet, zal [14]zich wegpakken. 11. Waarmede zij zo gruwelijk en bitterlijk tegen God, mij en alle vromen gezondigd hebben; dat is, hun eigen woorden zullen hen vangen en verstrikken, ja zij zullen zichzelven onder elkander met hun lasterlijke tongen verdriet aandoen en ten val brengen. 12. Hebr. zal hem; dat is, een ieder van hen, hen altemaal. 13. Anders, zij zullen omdolen, een ieder zal op hen zien, of aan hen zien; tw eten, Gods rechtvaardig oordeel, gelijk hfdst.59 vs.11, enz. 14. Die hun tevoren was toegedaan, zal dan met hen niet meer te doen willen hebben. Hebr. zullen wegzwerven, of wegvluchten, in het getal van velen, alzo in het volgende vs.10.